Ik leer woordjes
incl. BTW
Producteigenschappen
Omschrijving
Voor de ouders
Deze handleiding is met name bedoeld voor de ouders, aangezien de kinderen in het begin enige begeleiding nodig hebben bij het begrijpen van de opdrachten. Leg daarom eerst duidelijk uit wat de bedoeling is alvorens aan een spel te beginnen. De volgorde van de spelletjes is logisch opgebouwd en lopen op in moeilijkheidsgraad. Aangeraden wordt om te beginnen met spel 1.
• Alleen spelen
- SPEL 1 Het woordenspel (Niveau 1)
• Het kind kiest een kaart en legt deze voor zich op tafel, met de gekleurde zijde naar boven.
• In zijn eigen tempo zoekt het kind de letters om zo de woordjes te vormen. De letters staan voorgedrukt op de kaart. De kleur van de letters op de grote kaart komt overeen met de letterkaartjes.
• Als de kaart vol is, kiest het kind een andere kaart. Zo kun je samen met het kind alle woordjes ontdekken.
- SPEL 2 Het woordenspel (Niveau 2)
• Het kind kiest een kaart en legt deze voor zich op tafel, met de blauwe zijde naar boven.
• In zijn eigen tempo zoekt het kind de letters om zo de woordjes te vormen. De letters staan nu niet voorgedrukt in de vakjes. Het woord staat enkel bij de afbeelding.
• Als de kaart vol is, kiest het kind een andere kaart.
- SPEL 3 Mijn eerste woordjes
• Leg alle letterkaartjes op tafel, met de gekleurde zijde naar boven.
• Vraag het kind zijn eigen naam te spellen. Indien letters missen kun je deze schrijven op de 16 lege, kleine kaartjes.
• Vraag het kind andere woorden te vormen. - Bijvoorbeeld: naam van ouders, broertje(s) of zusje(s).
SPEL 4 Het woordenboekspel
• Kies een letter, bijvoorbeeld: K.
• Vraag aan het kind of hij een dier kent met de letter 'K'. Indien hij het niet weet, kun je een tweede letter pakken 'KA'.- “Het dier ‘kat’.”
• Als het kind het woord geraden heeft, kan hij het hele woord spellen met de letterkaartjes.
• Samen spelen
- SPEL 5 Woordmemo-lotto
• Verdeel de grote kaarten over het aantal spelers. (De gekleurde zijde boven voor de allerkleinsten. De blauwe zijde boven voor oudere kinderen.) - Als je met 4 personen speelt, krijgt elke speler 1 kaart. Leg 2 kaarten opzij. - Als je met 3 personen speelt, krijgt elke speler 2 kaarten. - Als je met 2 personen speelt, krijgt elke speler 3 kaarten.
• Leg alle letterkaartjes omgekeerd op tafel, met de gekleurde zijde naar beneden.
• De jongste speler begint, draait twee letters naar keuze om en toont de letters aan de medespeler(s). Kan hij de letters op zijn grote kaart(en) leggen? Dan mag de speler de letters houden.
• Als de speler een letter omdraait welke niet op zijn kaart hoort, dan wordt de letter weer teruggelegd (met de gekleurde zijde naar beneden) en is de volgende speler aan de beurt.
• De eerste speler die zijn kaart(en) vol heeft, is de winnaar.
- SPEL 6 De woordenquiz
• Leg alle grote kaarten op tafel, met de gekleurde afbeelding naar boven.
• Leg alle letterkaartjes omgekeerd op een stapel, met de gekleurde zijde naar beneden. Dat is de pot.
• De jongste speler begint en neemt één letterkaartje van de stapel en zegt bijvoorbeeld: "k".
• De eerste speler die een woord vindt op een van de grote kaarten met daarin de letter 'k' wijst naar de kaart en zegt bijvoorbeeld: "slak". De speler wint het letterkaartje en de volgende speler is aan de beurt.
• De eerste speler die vijf letterkaartjes heeft verzameld, is de winnaar.